Welkom bij 
het Drossaerthuis

De historie over ons pand aan de Geenstraat in Geleen

DROSSAERTHUIS

DE BEWONERS

NA DE AANKOOP VAN HET PAND IN 2007, EN VELE VERBOUWINGSPROJECTEN LATER KWAMEN WE OP HET IDEE EEN SITE TE MAKEN VAN DIT BIJZONDERE PAND IN GELEEN U ALS LEZER ZULT MET NAME DE HISTORIE VAN HET PAND KUNNEN TERUGVINDEN, WIE WAREN DE BEWONERS, WAT GEBEURDE ER ALLEMAAL IN EN ROND HET DROSSAERTHUIS.

Ook uitgebreide stukken over de enorme restauratie in de jaren ’70 door de heer Sliepen, zonder hem was er nu waarschijnlijk geen Drossaerthuis meer in Geleen. De krantenknipsels welke bij ons voorhanden zijn omtrent het pand zijn terug te vinden, en foto’s illustreren het verleden en het heden. Graag nodigen wij u uit foto’s, verhalen of weetjes naar ons te mailen of te sturen, op die manier zal de site completer worden, en levend blijven.

Wij wensen U veel kijk en leesplezier,
Huidige bewoners Geenstraat 34-36 Geleen

DROSSAERTHUIS

HISTORIE

DEEL 1

Het Drossaardshuis en de familie Corten

Door John Baggen en Ben Erkens
04-11-1981

Resten van vervlogen tijden, in de vorm van historische panden zijn in Geleen vrij schaars. Helaas werden er in het nabije verleden tientallen van dergelijke gebouwen afgebroken. De hele gang van zaken rondom deze afbraak is voor vele Geleendenaren nu nog steeds een doorn in het oog. Zelfs nu nog wordt in oud-Geleen een mooie gevel bedreigt met afbraak. Jammer maar helaas.

Gestuwd door de groei van de Staatsmijn –Maurits, stevende het gemeentelijke beleid af op haar Waereldsjtad-imago, waarin weinig ruimte overbleef voor historie.

Gelukkig is er heden ten dagen een groeiende interesse voor de geschiedenis van Geleen.De onlangs opgerichte heemkundevereniging doet alles wat binnen haar mogelijkheden ligt voor het behoud van de nog in Geleen gelegen doelstellingen. Men houdt zich onder andere ook bezig met, Folklore, dialect, fotodocumentatie, archeologie en historie.

In de komende weken wil stadsjournaal een van Geleens mooiste gebouwen, het Drosaardhuis aan de Geenstraat. Eens flink onder de loep nemen. We hebben hierbij gekozen voor een chronologische werkwijze aan de hand van de bewoners. Het is beslist niet de bedoeling hierbij zuiver wetenschappelijk op de zaak in te gaan.

Het is veel meer de bedoeling om bij de lezer interesse en begrip te wekken voor Geleens verleden.
Aan de hand van eigen onderzoek en gegevens uit de bestaande literatuur trachten we u een schets te geven van de geschiedkundige achtergrond en verbondenheid van het Drossaardhuis met Geleen.

Literatuur van J.Russel, Dr.A.Schrijnemakers, het maandblad Maasgouw, en stukken uit het Rijksarchief te Maastricht vormden een belangrijke bron van informatie en bewijsvoering.

Ook hadden we het voorrecht gebruik te kunnen maken van de het zeer uitgebreide privé-archief van de heer Albert Corten uit Heerlen. Hij is een directe bloedverwant van Renier Corten.

De enorme samenwerking met de heer Wim Sliepen, restaurateur en bewoner van het Drossaardhuis was voor de totstandkoming van dit artikel onontbeerlijk.

Na een gastvrij onthaal hebben we onder het genot van enkele flessen goede wijn gezamenlijk de historische puzzel van het Drossaardhuis, stukje voor stukje aan elkaar gelegd.

De allereerste bewoners
De oorsprong van het huidige Drossaardhuis ligt in de zeventiende eeuw. In het jaar 1660 (19 mei) kocht Leonard Corten een boerderij aan de Geenstraat met daar tegenover een boomgaard.

De Familie Corten stamt oorspronkelijk uit Brabant. In de 16e eeuw kwam een zekere Jan Corten, die gehuwd was met Maria Renkens, hier naar deze streken.
Zijn zoon, Hendrik Corten, welke woonachtig was aan de toenmalige Putstraat te Geleen, was waarschijnlijk al als schepen hier werkzaam. Deze Hendrik Corten was de van van Leonard Corten.

Het door Leonard Corten gekochte pand in de Geenstraat is de oorsprong van het huidige Drossaardhuis. Hij kocht het van de Familie Mutzenich welke op aanliggende Hoeve Lutteraede woonde. De Hoeve Lutteraede lag daar waar nu het klooster gevestigd is.
De Familie Mutzenich had, uit voorzorg voor de oude dag, het door Leonard gekochte pand, laten bouwen.

Ze blijven echter niet in Geleen wonen maar verkopen ook de grote hoeve Lutteraede, en wel aan de heren Reichenstein die er later het klooster in zullen vestigen.

De akte van aankoop
Uit een bepaling welke in de akte van aankoop werd opgenomen blijkt dat Leonard Corten het pand wilde verbeteren of verbouwen. Hij ging er aanvankelijk niet wonen.
Toendertijd bestond er nog een wettelijke bepaling dat, bij verkoop van een erfgoed, het éérste recht van eigendom lag bij diegene die de meest directe familierealtie had met de verkoper. Op dit recht kon men binnen één jaar en één dag na de verkoop aanspraak maken.
Er bestond dan wel de verplichting dezelfde prijs te betalen als bij de eerste verkoper. O was het ook het geval bij de koop van Leonards hoeve aan de Geenstraat. Eén van de zusters Mutzenbach was bij de verkoop namelijk niet aanwezig, Leonard liep dus de kans het alsnog te verliezen Uit voorzorg ook de verbouwingskosten ook terug te krijgen, liet hij in de akte van aankoop opnemen dat wanneer de verwanten van Mutzenbach aanspraak zouden maken op het goed, hij deze kosten vergoed zou krijgen. Enkele maanden later verklaart het familielid Mutzenbach definitief akkoord met de verkoop van het erfgoed. De prijs hiervoor was FL 1850,–.

Dat Leonard Corten voornemens was het pand te verbouwen blijkt ook uit het feit dat hij in de jaren gelegen ussen 1659 en 1664, op de Graetheide enige monden brikken heeft doen bakken, met permissie van den drossaert Benting. Dat hij hij die brikken uit den Graetheide heeft doen vervoeren, zonder verbod of tegenspraak van wie dan ook. Voorts heeft hij deze brikken laten verwerken aan zijn huis in Lutteraede waar hij thans woont.
Dat Leonard Corten in ieder geval in 1668 aan de Geenstraat gewoond heeft is komen vast te staan aan de hand van Franse Inkwartieringsregisters.

Johannes Corten
In 1703 wordt het pand aan de Geenstraat door Leonard verkocht, en wel aan zijn zoon Johannus, die er niet komt wonen. Bij de koop was afgesproken dat zijn ouders het vruchtgebruik tot het einde van hun leven zouden benutten.
Als tegenprestatie werd bepaald dat zij voor onderhoud en reparatieplicht zouden zorgdragen.
Johannus Corten betrekt na de koop brouwerij bannes, welke gelegen was aan de huidige spoorweg Geleen-Maastricht, ter hoogte van de tuin van de zusters St. Joseph.
In 1700 trad Johannus Corten in het huwelijk met Ida Penris. Uit dit huwelijk zouden vijf zonen geboren worden, Johannus, Lambert, Hendrik, Petrus en Renier Corten.

Renier Corten
Renier Corten werd op 19 november 1733 benoemd tot secretaris aan de schepenbank te Geleen. Dit ambt werd reeds sinds 1704 door zijn vader uitgeoefend.
Toen zijn vader in 1717 kwam te overlijden nam zijn, toen 15 jarige zoon Johannus Leonardus dit ambt over. Zestien jaar later besluit Johannus Leonardus zich aan het priesterambt te geven en zou zodoende eerst prior de dominicanen te Sittard worden, om vervolgens in 1741 als pastoor te gaan doen in Itteren.

Het secretarisschap draagt hij hij dan over aan zijn jongste broer Renier.
Renier Corten werd op 11 maart 1706 geboren. Historisch gezien zou hij de nestor van de Familie Corten worden.
In 1737 namelijk zou hij benoemd worden tot waarnemend Belasting ontvanger van het land Valkenburg. Dit was een felbegeerde functie. De benoeming lag bij Prins Charles Lamoral de Ligne, hij was gouverneur van Keizerin Maria Theresia van Oostenrijk. De Ligne regeerde vanuit zijn stamslot te Beloeil in België.
Het duurde vijf jaar voordat Renier Corten benoemd werd tot ontvanger. In die vijf jaar vond er een onafgebroken correspondentie plaats tussen de kandidaat ontvangers en de mensen die invloed konden uitoefenen op de Ligne. Iedereen verzocht zijn kruiwagen hem speciaal aan te bevelen bij de Prins.
Renier Corten besloot echter zelf te paard in één dag van Geleen naar Beloeil te rijden om zich voor het Drossaertsambt aan te melden. Dit maakte een dusdanige indruk op de Ligne dat hij in 1733 uiteindelijk Renier Corten tot Drossaerd benoemde van Geleen en Amstenrade.

Drossaerd
Drossaard is een man die namens zijn heer, in dit geval Prins de Ligne, een bepaald gebied beheert. Tevens is het zijn taak om voor de inning van belastingpenningen te zorgen. Uit hoofde van zijn functie als Drossaard was Corten ook belast met de rechtspraak, orde en verdediging.
In die tijd werd Limburg gekweld door Bokkerijdersbenden. Vele grepen in die tijd uit armoede en onmacht naar tot kwade middelen.
Men ging vaak georganiseerd op roverspad. Drossaard renier Corten was beroemd en berucht door zijn processen die hij voerde tegen deze bendes.

1744 Brand op huize Corten
In 1744 gebeurde het dat er brand uitbrak bij de familie Corten. Dit gebeuren zou de historici voldoende stof geven om er tot op de dag van vandaag over te discussiëren.
De een is een mening toegedaan dat de brand in 1744 gesticht is door twee zusters van veroordeelde bokkenrijders. De ander meent echter dat het een wraakactie van twee boosdoensters van het huis van Drossaard Duyckers, welke voor Corten Drossaard was, en in Eckelrade bij Schinveld woonde, trof.
Beide theorieën zouden mogelijk kunnen zijn. Toch zijn historici van vandaag fanatiek bezig hun mening te bewijzen. Het zal aan het toeval moeten worden overgelaten of er in de toekomst nog documenten gevonden worden die het bewijs leveren voor één van de stellingen.
De heer Albert Corten was uit hoofde van zijn functie bij de monumentenzorg, aan het werk in het archief te Luik. Toen hij daar al zoekend naar bepaalde documenten behorend bij zijn lopende werkzaamheden, vond hij iets dat deel van de bewijsvoering zou kunnen zijn voor de stelling dat de brand inderdaad gesticht was bij de Familie Corten.

Hij vond namelijk een schriftelijk advies van de juristen Postwick en Du Tiege, deze waren toezicht houdende juristen namens de regering van Brussel op criminele justitie.
Dit advies was gericht aan Drossaard Duykers, de voorganger van Corten.
Men adviseerde Duykers om Andries Jeurissen uit Schinveld, gevangen te nemen en juridisch te vervolgen. Dit gebeurde echter niet.
Welnu, bewezen is dat Andries Jeurissen het huis van Duykers inderdaad in brand gestoken heeft, maar dit gebeurde pas in 1751.
Wanneer er een wisseling plaatsvond van Drossaarden dan werden alle officiële stukken overgedragen aan de opvolgers. Zo kreeg renier Corten ook het advies van beide juristen in handen. Hij constateerde dat zijn voorganger Duykers dit officiële advies had genegeerd. Daar Renier Corten, de brandstichter Andries Jeurissen in het verdacht had gehad bij de brandstichting van zijn ouderlijke woning te Lutterade, maakte hij de zaak aanhangig bij de State van de Provincie Limburg.
Duykers was inmiddels overleden maar zijn verwanten genoten nog steeds de uitkering die hen werd verstrekt ter vergoeding van de overlast die men als familie van de drossaard te verduren had.
Jort na het proces dat Corten aanhangig had gemaakt in 1757, werd de uitkering aan de familieleden van Duykers gestopt, dit wegens nalatigheid van de drossaard in 1744.
Zou hij namelijk overeenkomstig het advies van beide juristen, Andries Jeuirssen in 1744 gevangen hebben genomen dan zou deze niet in de gelegenheid zijn geweest om in 1751 het huis Duykers in brand te steken.
Het feit dat Jeurissen als brandstichter bekend was, en dat het juridisch advies in 1744 uitgevaardigd, zou, met de nodige voorzichtigheid in acht genomen, een deel van de bewijsvoering kunnen zijn voor destelling dat de brand in 1744 bij de familie Corten gesticht werd.

1751 De herbouwing
In 1751 laat renier corten het huis herbouwen. Dit gebeurd met toestemming van de Schout en de Schepenen. In de voorgevel van het Drossaardhuis zijn nu nog de geveltekens R.C – P.C 1751 te zien.
De letters zijn de initialen van Renier Corten en zijn vrouw Petronalla Gadé.
Renier Corten woonde van 1741 tot 1751 op het kasteel in Amstenrade.
Op 7 december 1753 wordt hij benoemd tot voorlopige en al snel tot officiële drossard van Geleen en Amsterade. Drossard Corten overleed te Geleen op 27 april 1764.
Hiermee eindigde het tijdperk Corten in het Drossaardhuis in Geleen.
Later zouden nog beklende notabele van Geleen hun intrek nemen.
Hier komen we in de volgende artikelen over één van Geleens mooist bewaard gebleven, en geschiedkundig gezien, meest waardevolle bouwwerken.

DEEL 2

Het Drossaardshuis van Corten tot Sliepen

Door John Baggen en Ben Erkens
2 december 1981

Tijdens ons onderzoek bleek dat het onmogelijk was de bewoningsgeschiedenis van het pand aan de Geenstraat van jaar tot jaar boven water te halen.
In de afgelopen twee eeuwen zijn er een zodanig aantal wijzigingen in de bestuursvorm van Geleen geweest dat hiaten in dit artikel onoverkomelijk zijn.
Door een nog intensiever onderzoek zou het misschien mogelijk zijn geweest, aan de hand van huurcontracten en verkoopakten meer data te ontdekken, die hun steentje zouden bijdragen aan het geheel.
Als leden van de heemkundevereniging zullen we dat in de toekomst zeker doen.
Mochten er onder de lezers zich mensen bevinden die ons van dienst kunnen zijn in het completeren van de gebruikte gegevens, of in discussie willen gaan over datgene wat door ons, in onze artikelen wordt gesteld, dan staan we hier altijd voor open.

Het Drossaardhuis na het overlijden van de Drossaard
Op 27 april 1764 overlijdt drossaard Renier Corten. Hij zou worden opgevolgd door drossaard Franssen. Uit het huwelijk van Petronella Gade en Renier Corten werden vijf kinderen geboren. Vier dochters en één zoon. Een dezer dochters, Maria Theresia Corten trouwde op 39 jarige leeftijd met Pieter Matthias Lemmens. Zij bezitten 1/3 gedeelte van het goed te Lutterade.
Uit het overdrachtenregister van de Gemeente Geleen over de periode 1788-1796 foli 114 tot en met 116 blijkt dat de andere kinderen van de Drossaard hun deel verkopen aan hun zuster Maria Theresia en haar man. Deze transactie vindt op 5 januari 1789 plaats.
Vanaf die datum zou het goed zo’n 91 jaar bewoond worden door familie Lemmens.

Burgemeester Jan Renier Lemmens
Uit het huwelijk van Maria Theresia Corten en Pieter Lemmens werden vier kinderen geboren. Twee jongens en twee meisjes. Eén van deze jongens was Jan Renier Lemmens. Hij werd op 31 juli 1788 geboren, en was de kleinzoon van de Drossaard. Jan Renier ging studeren aan het College te Gemert alwaar hij Geometrie en Notariaat studeerde.
Nadat hij enige jaren bij het kadaster werkzaam was geweest werd hij door Willem 1 in 1815 tot notaris benoemd. In 1818 werd hij benoemd tot Burgemeester van Geleen.
Hij vond hier een enorme administratieve chaos. Hij ging voor Geleen een beleid voeren dat op de vooruitgang gericht was.
Door gemeente gronden te ontginnen en verpachten aan de armen, schiep hij voor deze mensen een stuk broodwinning.
De gemeentelijk uitgaven en inkomsten werden door hem nauwkeurig bewaakt.
Zo kon hij na enige jaren de gemeenteschuld tot ween minimum terugdringen.
In 1828 liet hij een schoollokaal bouwen. Uit de akten bleek dat dit voor f 3.500,– gerealiseerd was.
Toen koning Willem 2 in 1841 een bezoek bracht aan Limburg, werd Jan Renier Lemmens benoemd tot Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Voor deze onderscheiding was hij voorgedragen door de toenmalige gouverneur de heer Gericke van Herwijnen, die Lemmens het voorbeeld zijn burgemeesters noemde.
In 1851 wordt er een gemeentewet van kracht die bepaalde dat het gemeenteambt niet meer kon samengaan met het notarisschap. Gehoorzamende legde Jan Renier zijn ambt na 34 jaar neer. Met deze 34 jarige diensttijd heeft hij, in de 187 jaar dat Geleen burgemeesters kent, het langst dit ambt bekleed.
In het bevolkingsregister opgemaakt op 2 juli 1826 staat ingeschreven onder nummer 168, Jan Renier Lemmens.
Het nummer van het gemeenteperceel is nummer 9. In 1828 wordt een nieuw bevolkingsregister opgemaakt. De nummering van de percelen is gelijk gebleven. Wanneer we nu weer onder nummer 9 kijken zien we inderdaad dat nog steeds familie Lemmens dit pand bewoont.
Ingeschreven staan namelijk, Vader Pietr Mathias Lemmens, Moeder Maria Theresia Lemmens Corten, dochter Maria Sibilla Lemmens, zoon Pieter Lemmens en burgemeester Jan Renier Lemmens.
De heer Sliepen heeft tijdens de restauratie diverse gemeentelijke invulformulieren aangetroffen achter het behang.
Een deur met loket en de gaatjes van punaises in het hout wijzen er ook op dat het Drossaardhuis ook als gemeenthuis heeft dienst gedaan.

In 1870 overlijdt Jan Renier Lemmens op 81 jarige leeftijd. In het overlijdensregister van de Gemeente Geleen staat hierover het volgende:
In het het jaar achttienhonderd zeventig, de twaalfde mei, zijn voor ons ambtenaar van den burgelijken stand de gemeente Geleen, Provincie Limburg, verschenen Pieter Frans Lemmens. Landbouwer, oud vij en zeventig jaren, broeder van de overledene, en Frans Karel Joseph Russel, Notaris, oud zeven en veertig jaren, neef van de overledene, beide wonende te Lutterade onder Geleen, welke ons hebben verklaard dat gisteren…. Ten aanzien tien uren, voormiddag, te gezegd Lutterade… overleden is , de heer Jan Renier Lemmens, Ridder in de Orde van de Nederlandse leeuw, oud lid staten de provinciale staten, oud schoolopziener, oud notaris en oud burgemeester, oud 81 jaren en geboren te gemeld Lutterade, ongehuwde zoon van Pieter Matthias Lemmens en van Maria Therisia Corten, beiden overleden…
Waarvan wij tegenwoordige akte hebben opgemaakt, die, na voorlezing door ons en de comparanten met goedkeuring van de doorhaling van het woord oud in de elfde regel, is getekend.
De Ambtenaar voornoemd, F.Russel , P.Lemmens.
De in deze overlijdensakte genoemde russel is een zoon van uit het huwelijk van Maria Theresia Petronella Lemmens welke een zuster van de burgemeester was, en Erwin Jos Russel.

Mevr. Bloem Russel
Voor de volgende stap moeten we naar de fam Russel. Een zus van, de in de overlijdensakte genoemde Russel heette Maria Elisa. Deze Maria Elisa huwde met Jan Jos Bloem van Heerlen.
Wanneer in 1870 deze Jan Jos Bloem van Heerlen overlijdt, gaat de weduwe Bloem Russel, in het huis van, de in hetzelfde jaar gestorven oom wonen.
Hiermee doet de familie Bloem, haar intrede in het Drossaardhuis.
In 1879 overlijdt mevrouw Bloem Russel.

Een periode van verhuur
( Met dank aan Prof. Arthur Schrijnemakers)

Na het overlijden van mevrouw Bloem-Russel werd het Drossaardhuis in korte periode meerdere malen verhuurd. Daar de huurders het pand maar kort bewoonden, en over hun maar weinig bekend is kunnen we niet meer dan een opsomming geven.
Als eerste huurder een familie Volkremer uit Maastricht het pand. Vervolgens deed een rustend pastoor, waarvan de naam vooralsnog onbekend is zijn intrede.
Wanneer deze pastoor overlijdt komt notaris Henri Russel in het drossaardhuis wonen. Later zou deze naar, het naar zijn moeder genoemde “villa Henriette” gaan bewonen.
Dan wordt het Drosaardhuis weer verhuurd aan een zeekapitein en zijn vrouw.

Familie Swart
Na deze zeekapitein gaat Mr. Peter Barend Hubert Marius Swart in het pand wonen. De heer Swart was gehuwd met Maria Hubertina Constantina Julia Strens. Zij was een van de nazaten van drossaard Strens , die drossaard Fransen opvolgden.
De heer Swart was kantonrechter in Sittard van 30 mei 1876 tot 17 maart 1885. Die laatste datum is een “grijze” datum voor het Drossaardhuis.
Volgens overlevering heeft Peter Swart zich op die datum opgehangen. Er zijn ook mensen die beweren dat hij dat in een plaatsje in Duitsland zou hebben gedaan. Over de beweegreden van de heer Swart is niets bekend.

Weduwe Swart Strens
Vanaf 1885 woont Mevr Swart Strens alleen in het huis. Zij zou in 1911 overlijden. Er zijn nog mensen die haar gekend hebben en die weten te vertellen dat zij met de koets onder de poort van het huis doorreed.
Later zou die poort worden dichtgemetseld. Mevrouw Baggen Wauben, de vroegere modiste op de Rijksweg, winst ons nog te vertellen dat toen zij als meisje naar de kerk ging, daar ook mevrouw Swart altijd de mis bezocht. Ze kwam met een koets naar de kerk, en ze had altijd een gereserveerde plaats onder de preekstoel. Aldus mevrouw Baggen.
Zoals vermeld stierf mevrouw Sawrt Strens in 1911, en wel op 5 februari.

De congregatie de Arme dienstmaagden van Jesus Christus
De weduwe Swart Stens zou haar hele bezit vermaken aan de Congregatie der Arme Dienstmaagden van Jesus Christus. In de periode van 1911 tot 1915 werd het Drossaardshuis gedeeltelijk gebruikt als klooster.
Er was toen geen behoefte aan de grote oprijpoort van het goed. De poort werd toen dichtgemetseld.
Achter dit dichtgemetseld gedeelte en de rechtse vleugel van het gebouw zou later Graad Cremers met zijn gezin gaan wonen.
Hij dreef er een zaak in glas, verwaren en behang.
In de volksmond zou dat gedeelte dan ook het “ Cremershuuske” gaan heten.

Dokter Lienaerts
In 1915 stellen de zusters het pand ter beschikking van doktor Louis Lienaerts. Vele zullen zich nog kunnen herinneren dat hij hier zijn praktijk had.
Hij was de eerste Geleense huisarts zoals het straat-naambordje op de Lienaertsstraat ons vermeld.
Op 8 juli 1962 zou doktor Lienaerts overlijden. Zijn echtgenmote bleef daarna nog twee jaar in het Drossaardshuis wonen.

De Gemeente Geleen als eigenaar
In 1964 koopt de Gemeente Geleen het pand van de zusters.
Het was de oorspronkelijke bedoeling het pand te gaan gebruiken voor culturele doeleinden.
Er is ook nog het idee geopperd om er een trouwzaal in te maken. Dit stuitte op juridische problemen daar het Drossaardshuis op dat moment geen gemeentehuis was.
Nadat men had becijferd wat de restauratie zou gaan kosten en men op het astronomische bedrag van f 150.000,– uitkwam, wilde de Gemeente Geleen ineens van het, historisch zo waardevolle pand af.
In de “Nieuwe Limburger” en het “ Limburgs Dagblad” van 7 november 1969 werd al bericht dat men een serieuze koper voor het pand had gevonden.
Later zou blijken dat de heer Wim Sliepen zou zijn.

Hoe hij op het idee kwam dit, kolossale pand te kopen en te restaureren, en wat hij op weg zoal tegen kwam komt in deel 3 aan de orde.

Met dank aan:
De heren van de Burg en Aalfers van de Gemeente Geleen voor hun medewerking

DEEL 3

Wim Sliepen koopt het Drossaardshuis

Door John Baggen en Ben Erkens
19-03-1982

In de vorige twee artikelen, die Stadjournaal publiceerde over het Drossaardshuis aan de Geenstraat in Geleen, hebben wij getracht de lezer een beeld te geven van de historische achtergronden van dit pand.
Deel één handelde over de Drossaardfamilie Corten, aan wie het pand haar oorsprong dankt.
Deel twee schetste ons kort de bewoners in chronologische volgorde tot aan de laatste bewoner Doktor Lienaerts. Toe weduwe Lienaerts het huis verliet, kondigde zicht voor het huis een periode van verval aan.
Het scheelde niet veel of het huis zou voor Geleen voor altijd verloren zijn gegaan.
Dat dit niet gebeurd is hebben we , enkel en alleen te danken aan de heer Wim Sliepen.
Dankzij zijn toegewijde arbeid, doorzettingsvermogen en de liefde voor het Geleense verleden is het verval van de historische woning voorkomen.
Anno 1992 kijken wij met de heer Sliepen terug op meer dan tien jaar restauratie werkzaamheden.
In de sfeervolle voorkamer, bij een knapperend haardvuur vertelde Wim Sliepen het volgende verhaal:

“ Er is mij vaak gevraagd waarom ik een dergelijk karwij in s’ hemelsnaam begonnen ben. Uiteraard staat het ‘idee’ niet op zichzelf, maar is de som van vele indrukken, ervaringen en kennisnemen van omstandigheden.
Indrukken welke mij allang voor de tweede wereldoorlog, werden opgedaan. Als wellicht zo vele andere Geleendenaren, ontdekte je vroeg of laat ‘dat oude huis‘ aan de Geenstraat.
Iedere persoon ziet natuurlijk, naar eigen geaardheid, een huis anders dan de andere.
Voor mij was het in ieder geval toch vaker, in gedachte blijven stilstaan en gissen naar het verleden, dat in dit huis voelbaar aanwezig was.
En dan die sfeer……. Als een kleurige herfst na een lange en mooie zomer. Zoals ik de Geenstraat heb leren kennen leeft zij nog steeds in mijn gedachte; het oude zusterklooster, de oude hoeve Frenken, boekhandel Niessen, de woning van Mevr Russel met twee levensgrote borstbeelden in de metershoge paaspalmheesters en boerderijen tot aan het spoor toe.
Bij het bombardement van 5 oktober 1942 werd er helaas veel vernield. Destijds omringd door weilanden, meidoornheggen en oude lantaarns. Trottirs waren er niet. Het was een decor voor een streekroman zoals wij die heden ten dage met bewondering op televisie kunnen zien. Waar je, je nu ook nog wenst in te leven. Had dit ooit mogen veranderen..?
Alles verandert, huizen raken in verval en de gemoedelijke weldadige sfeer veranderde in moderne efficiëntie, koel zakelijk vaak niets ontziend.
Zo verging het ook het drossaardhuis toen Mevr Lienaerts elders ging wonen.
Ongewild werd het leegstaande pand de speelbal van de twijfel. Dit met alle gevolgen van dien, enerzijds werd het een Eldorado voor de spelende jeugd. Anderzijds werd het pand
slachtoffer van vernielzucht. Vele pannen en ruiten sneuvelden. Na zes jaar had weer en wind zijn tanden gezet in datgene wat ooit een pracht woning was. Men sprak zelfs van het ‘spookhuis’. Publieke werken en gemeentepolitie probeerden nog met grote inzet te redden wat er was overgebleven van de oude glorie.
De weemoed bleef en menig rechtgeaarde Geleendenaar zal met pijn in zijn hart de persberichten uit die dagen gelezen hebben. Maar je kunt zo weinig als enkeling.

Nazomer 1969
Dan wordt het nazomer 1969. We hadden een pracht vakantie in Bretagne achter de rug. Om in die stijl te blijven zochten we lekker glaasje rode wijn. Dit vonden we in het Cornerhouse van Guil Kranepoot op de Markt in Geleen.
Aan een stamtafel gaan vele verhalen de wijde wereld in. Via het praten over een oude eiken balk kwam ook het Drossaardshuis aan de orde. Dit was gezien de reeds eerder genoemde publicaties, in die tijd, geen vreemd onderwerp.
De toenmalige wethouder Karel van Hinsberg zat er wel mee. Hij had voor de gemeente Geleen het Drossaardshuis gekocht van de eerwaarde zusters. Nu kreeg hij het verwijt te horen dat hij dit beter niet had kunnen doen, gezien de abnormale restauratiekosten.
De rijksdienst voor Monumentenzorg legde ook nog enkele beperkingen op.
Architect ir.Palmen uit Sittard had zijn opdracht op kohier al gerealiseerd.
De vroede vaders en moeders van de gemeenteraad kwamen er niet uit. Met mijn liefde voor Geleen speelde ik in op de ongewenst vastgelopen situatie.
Het eindigde in de ietwat ‘ten einde raad’ opmerking: “wils doe dat dan opknappe”.
Eerst nu werd het idee geboren.
Nu had ik in Indonesië met een peloton soldatenzeer vele oude en grote huizen bewoond en uit noodzaak in stand moeten houden als vervangende kazernering. Dan die bewondering voor dat oude pand in de Geenstraat. Dit in combinatie met mijn niet nalatende bewondering voor de Limburgse volksaard.
Het moet mij dan ook als een reflex ontvallen zijn: “ Joa dat zou ich waal wille doon ”.
Die avond liep af zoals vaker zulke avonden eindigden, echter zonder verder over dit onderwerp verder te spreken.
Maar de wethouder had wellicht het signaal mee naar huis genomen, en daarna ook nog naar het Stadhuis. Enkele weken later werd ik namelijk opgebeld. Ik kreeg de vraag gesteld of ik het bewuste pand wilde kopen.
Zonder te aarzelen gaf ik een bevestigend antwoord, ofschoon ik toen nog niet alles had overzien. Het ligt in mijn aard, al zeg ik het zelf, waar ik aan begin wil ik ook afmaken.
Nadat ik had vernomen wat de haast tot bouwval verklaarde woning zou moeten kosten, zei ik weer JA.
Ik had nog één probleempje, “Hoe vertel ik dit thuis”.
Dat viel echter reuze mee want ik kreeg enorme bijval uit mijn eigen familiekring. Het was 7 november 1969 toen de pers wist te vertellen dat er eindelijk een koper was gevonden voor het Drossaardhuis.
Formaliteiten moesten afgehandeld worden en begin 1970 mocht ik me de bezitter noemen van een groot echter totaal ontluisterd pand.
Het had zes jaar leeggestaan en was totaal onbewoonbaar. Toen begon de restauratie. In de grote vakantie van 1970 verhuisde het hele gezin naar de Geenstraat nummer 36. Primitief, wellicht als de eerste holbewoners.

De Restauratie
Nu had ik al gezegd dat bouwkunde mijn favoriete beroep geweest had moeten zijn. Door mijn opleiding kreeg ik slechts zijdelings, als bijvak te maken met dit vak.
Via mijn latere werkkring kreeg ik te maken met restauratie van monumentale gebouwen. In die tijd leerde ik de architect van de Rijksdienst voor de monumentenzorg kennen.
Hij adviseerde naar beste weten en ik kreeg schriftelijk toestemming het genoemde pand onder eigen beheer te restaureren.
En nu was het dan echt zover. Na de vele situaties beken te hebben, maakte ik een vijf jaren plan.
Ik had mij voorgenomen voor zover dit mogelijk, het pand in de meest oorspronkelijke toestand te brengen en te behouden.
Al vlug bleek dat de vijf jaren planning niet te realiseren was. Het was meer werk dat ik aanvankelijk had ingeschat.
Dit kwam door allerlei onzichtbare gebreken. Dan maar beginne. Het meest noodzakelijke eerst.
Er was geen water, riool, gas of elektriciteit. Circa 80 ruiten waren ingegooid en er was geen toilet ook het dak lekte en de deuren sloten maar nauwelijks.
In de kelder stond water. Monumentenzorg vreesde zelfs dat er een wateraar in de kelder uitkwam. Dan het puinruimen, de 18m2 kelder betekende voor 18m3 kletsnatte leem.
Door vocht neerhangende vele lagen behang in alle kleuren en designs, van paars met zilveren bloemen tot rozen boeket in alle kleuren.
De verrotte vloerbedekking, de rotte vloerplanken, ’t was ongelooflijk. Ik schat dat er ongeveer 75 vrachtauto’s puin zijn afgevoerd, maar dat was niet alles. Ook bouwkundig waren er ernstige gebreken ontstaan.
Het is een geluk dat een losliggende baksteen in de voorgevel nooit mensen hebben verwond. De hoofdschoorsteen met een diameter van 90×90 centimeter leunde zonder enige verdere steun tegen een 7 meter lange balk.
Door het trillen van het gebouw ten gevolge van de op korte afstand lopende spoorlijn had haast de instorting van de schoorsteen tot gevolg gehad. De gevolgen hiervan waren niet te overzien geweest. De top van de achtergevel bewoog bij windkracht 7 en meer. Gedurende zo’n wind, vielen de baksten op de zoldervloer.
Er was totaal geen verband meer. Op vele kamers waren de kinderbalken in de gevels doorgezakt, met als gevolg dat op een kamer de vloer zwevend was.
Hij hing wel 20 cm door. Met zo’n gewicht kon de vloer wel ieder moment inzakken.
Er kwamen kennissen en vrienden. Welgemeend werd ik door de een gecondoleerd, en door de ander gefeliciteerd. En als het bezoek naar huis ging keek men een beetje weemoedig naar mijn schrille vorderingen. Een goede kennis typeerde de hele situatie juist met de woorden: ‘ Wim… je hebt je toch een hoop werk gekocht’. Toch had elke opmerking iets positiefs en stimuleerde mij om door te gaan en de zaak tot een goed einde te brengen.
Een frappante opmerking viel mij ook te beurt. Het was dat ik door noodzaak ook op zondag te werk was. Er passeerde een in aantal grote familie uit Holland die duidelijk in Geleen de vakantie door brachten. Ik kon de sissende halfluide opmerking nog net horen:’ Ja,….. die krijgen alles vergoed van monumentenzorg’. Ik had nog willen zeggen dat me dat dwong op zondag te werken, ik bedacht me en hield het maar voor de bekende boter bij de galg.

In deel 4:
Zal Wim Sliepen ons vertellen hoe hij te werk ging en wat hij allemaal tegenkwam op zijn weg langs rot hout,volle containers en zakken cement.

DEEL 4

Drossaardshuis van bouwval tot pracht huis

Door John Baggen en Ben Erkens
16-06-1982

Aansluitend op deel drie van het Drossaardhuis in Geleen volgt nu deel vier.
We gaan terug naar het punt waar we de vorige keer eindigden. Wim Sliepen was aan het woord en vertelde wat hij allemaal met zijn vrouw en kinderen tegenkwam toen zij onder primitieve omstandigheden van de Dautzenbergstraat naar de Geenstraat verhuisden.
Men had een planning gemaakt van vijf jaar waarbinnen de eerste werkzaamheden voltooid moesten zijn.
Op het eerste gezicht onzichtbare gebreken gooide roet in het eten.

Wim verteld verder
“Toch zou, zoals gezegd de restauratie langer gaan duren dan de geplande vijf jaren. Allerlei zaken waren hier de oorzaak van. In 1974 zat het helemaal tegen. Er viel heel plotseling een gat naast de put, dat mij figuurlijk mededeelde ! ga terug naar af “. Ik ontving natuurlijk geen fl 200,–, maar toch nam ik een “kans” kaart, we moesten verder.
Naast de put aan de cour zijde,zoals de binnenplaats altijd genoemd werd, stond een lat tegen de muur van ongeveer 4 meter.
Toen wij op een zondagmiddag thuiskwamen was de lat voor nog ongeveer 20cm zichtbaar.
Ze stak in een gat met een zichtbare opening zo groot als van de bovenkant van een houten biervat.
Toen ik met een zaklantaarn in de opening scheen om te zien waar de late gebleven was, zag ik een holte, in omvang te vergelijken met de grootte van een volkswagenbusje.
Een omgekeerd kegelvormig gat waar je met een plukladder in moest kruipen. Met mijn vriend Ger Ramakers uit Schinnen, een ex-mijnbouwkundig ingenieur, plande ik een oplossing. Immers in het gat afgedaald keek je van onder tegen de neerhangende mergelblokken van de fundering.
Vlak naast de put hebben we, met enkele leden van de verkennerij van de kluis, het gat uitgegraven en een betonnen plaat gestort en vanaf hier de nieuwe muren gemetseld tot tegen de bestaande fundamenten.
Het hele karwij van een oponthoud van meer dan een half jaar.

Waarschijnlijk vluchtgang
Volgens Prof. Schrijnemakers kan het hier handelen over een geheime vluchtgang, zoals die vroeger in deze streek in de leem werden uitgegraven. Ze dienden als vluchtweg bij eventuele overvallen van Bokkerijders. Deze gangen kunnen soms wel tot een diepte van zeven meter worden aangetroffen. ( Oud Geleen, Verleden, heden , Toekomst blz.35 )
Hetzelfde verschijnsel maakte ik begin 1981 nog eens mee, maar toen precies aan de andere kant van de put, in de bijkeuken van het Cremershuuske. Dit gat moet in 1942 al bekend zijn geweest daar na het bombardement is opgevuld met ijzer en resten van een uitgebrand “ wirkes” (Werkplaats)
Vermoedelijk de schilderswerkplaats van de familie Cremers. In het gat troffen we een gevelhangladder van ongeveer drie meter, een kachel, een halve schuurbank, een bankschroef, lege spiritusflessen, etc. aan.
Het gat moet er toen dus al geweest zijn, anders had men het niet kunnen opvullen met dit schroot. Toch was het geheel daarna nog meters diep weggezakt.
De sloopwerkzaamheden van de voormalig school in 1975 welke op de fundamenten van de voormalig schuur gebouwd was, zullen hier zeker debet aan zijn geweest.
Daar ik ook dit gat niet kon ontlopen i.v.m. instortingsgevaar van de bovengrondse bouwsels, moest er weer flink de handen uit de mouwen worden gestoken. Ook hier weer een soortgelijke oplossing als het gat van 1974.
Vermoedelijk was ook dit gat een rest van een historische vluchtmogelijkheid. Omdat deze verhalen ook duidelijk met geschiedenis te maken hebben wil ik nu terug gaan naar de bouwgeschiedenis.

A.Corter kenner bij uitstek
Er zijn natuurlijk veel zaken tijdens de restauratie zelf ontdekt. Toch aan de kenner bij uitstek, de heer Albert Corten uit Heerlen. In het boek “ Waar de brede stroom der Maas” door H.J.H Schurgers, staat op blz. 25 een tekening waarop is aangegeven dat er in Lutterade een Romeinse villa gelegen zou hebben. Waar dit geweest met zijn is voor mij niet na te gaan, toch meen ik een Romeinse aardewerken scherf in de grond te hebben gevonden. Overigens is dat niet de enige scherf, en ik neem aan dat de kenner met deze vondsten een reeks van eeuwen en decennia aaneen zou kunnen rijgen.

Terug naar 19 mei 1660
Laten we starten op 19 mei 1660, de datum dat Leonard Corten het pand aankocht. Toen lag er dus reeds een boerderij, en vermoedelijk een Saksische vakwerkboerderij, zoals die rond die tijd meer in deze contreien gestaan moeten hebben.
Als in die dagen een boerderij zou zijn verbouwd, dan verklaart dat de situering van de twee afzonderlijk gelegen kelders. De aanzet van de twee oude toegangstrappen zijn nu nog aanwezig een aanwijsbaar. Ook elders hebben we oude fundamentresten aangetroffen, deels uit mergel ,deels uit veldbrandsteen. Dat er een geheime verbindingsgang is geweest tussen deze twee kelders behoort niet tot de onmogelijkheden, ook hier zijn namelijk ondermuur resten gevonden.
Er is een ruimte in deze kelders later gebruikt als gevangenis. Vermoedelijk onder burgemeester Lemmens is later een muur vrij grof doorgebroken, of beter gezegd doorgezaagd, mergel werd immers gezaagd. Ook een bouwnaad wijst op deze verdwenen muur die nu toegang geeft tot een ruimte van 1,5 X 3 meter. Deze ruimte is overigens met meer precisie en afwerking geconstrueerd.

Na de brand, vermoedelijk in 1744, wordt het huis kennelijk vervormd. Overigens zijn in de achtergevel, die architectonisch lijkt op de voorgevel van het kerkje in Sweikhuizen uit 1739, de ankerijzers ‘ Anno 1744 ’ aangebracht.
De heer Albert Corten stelde vast dat de ankerijzers zijn samengesteld uit diverse makelijen.
Immers de meester smid uit die tijd signeerde zijn werk, en inderdaad er stonden verschillende symbolen aangebracht op de ijzers.
De vraag is nu of deze bij de modernisering uti die tijd door een andere smid zijn toegevoegd en of hij de ankers opnieuw heeft geformeerd tot 1744. de hoofdpoort, de huiskapel en de brouwerij bleven overigens bij de brand gespaard. Vast staat echter wel dat deze delen in 1751 mede gemoderniseerd zijn. Er lopen duidelijk twee verschillende bouwaarden aan weerszijden van de poort. Vermoedelijk zijn de kapel en de brouwerij toen circa één meter verhoogd.

De vroegste modernisering
Merkwaardig is ook de grote verticale bouwaard aan de courzijde. Deze loopt van de begane grond tot aan de dakgoot, terwijl de ankerijzers voor het tweede gedeelte allen 30 centimeter hoger liggen dan bij het eerste gedeelte. Ook hierin schuilt een leeftijdsverschil. Ook kan men zich afvragen of de geveltop van het hoofdgebouw altijd spitstoelopend is geweest. Het is zeker niet uitgesloten dat deze aanvankelijk klokvormig is geweest. Hier staat van vast dat er oorspronkelijk een leien dat op heeft gelegen. En dat de ramen smaller geweest zijn. Aan de grote hoeveelheden dunne glasresten van dezelfde groene kleur kunnen we afleiden dat er een glas-is-loodberaming is geweest. Waarschijnlijk waren dit tweeledige ramen met een boven- en benedendeel.
Tot zover deel 4. de 5e aflevering zal uiteindelijk het slot vormen. Het behandelt de eerste restauratie door de heer Peter Swart, die zelf het pand bewoonde, voor mevrouw en meneer Lienaerts. Voorts kunt u in deel 5 leven hoe het Drossaerthuis het bombardement in 1942 overleefde.

DEEL 5

Het Drossaardshuis, en Geleens monument!!

Door: John Baggen en Ben Erkens.

In deel vier over het Geleense monument eindigde we het gesprek met wim Sliepen, de huidige bewoner, toen hij het had over de vroegste moderniseringen. Het stond vast dat er vroeger een leiden dat op het Drossaardshuis lag, en dat er tweedelige glas-in-loodramen waren. Deze ramen waren aanzienlijk smaller.

Mr. Peter Swart.
‘Later bij de vermoedelijke restauratie door Mr. Peter Swart, die zelf bewoner is geweest van het pand, werden de ramen vergroot in de toestand waarin zij zich ook nog heden bevinden. Behalve de vier zolderramen die duidelijk van oudere datum zijn en nog dezelfde breedte hebben van de oorspronkelijke ramen. Op de cour kan men nog duidelijk de gemetselde togen zien van die kleinere ramen.

Zij bevinden zich nu niet meer daar waar zich toen de ramen bevonden. Terug naar 1751. dan wordt de hoofdingang duidelijk door de grote poort gevormd. De ingang van heden was wellicht niet voorzien. (zie foto 7 in ‘Geleen in oude ansichten deel3). Dit zou ook de mogelijkheidgeboden kunnen hebben voorde al daar gesitueerde huiskapel. Opvallend is ook het verschil in constructie van de linker en rechter dakgoot. Zo kan ook met zekerheid gezegd worden dat alle belangrijke kamers een open haard hadden. Momenteel zijn er meerdere in gebruik maar vermoedelijk zijner twee nog in de originele staat. Vooral die in de bijkeuken is nog erg gaaf. De ijzeren omlijsting zou nog door de familie Corten in opdracht gegeven zijn. De helmtekens uit het familiewapen zijn nog duidelijk te zien. Het plafond in de bijkeuken is bewonderenswaardig.

Het bevat prachtige bladmotieven die niet met sjablonen maar uit de hand zijn vervaardigd. Tijdens de restauratie zijn ze echter opnieuw gestukadoord. Het was een hels werk dat vele maanden geduurd heeft.

Maaslandse renaissance
Overigens waren de bouwheren uit die tijd niet achterlijk. De opstelling van de gebouwen was goed doordacht. Een gesloten hoeve in pure maaslandse renaissance. Het regenwater van de daken werd opgevangen in een regenput van circa 2 meter diep. Ik heb die put nog gedeeltelijk gezien. De eigenlijke drinkwaterput gaf, volgens ooggetuigen op grote diepte, circa 20 meter, water. Deze put is van een bijzondere constructie. Het is eigenlijk een put in een put. In de leemgrond is een put uitgegraven. In deze put is echter nog een put gemetseld maar deze laatste staat vrij van de leemwand. Hij is als het ware dubbelwandig. De ruimte tussen de beide wanden is ongeveer 30 centimeter.

‘Putten in Limburg’ zou een studie apart kunnen zijn. Het mag niet uitgesloten worden geacht dat er vanuit de huiskelder een vluchtgang heeft gelopen naar de put, maar wel op ongeveer zeven meter diepte. Zo kon men, eenmaal verborgen in de ondergrondse gangen en op de vlucht voor onheil, toch aan het onontbeerlijke drinkwater komen.

Het bombardement
Tijdens het voor Geleense begrippen zo fatale, bombardement viel een bom op het huis.
De dienstbodekamer brandde geheel uit. Ook een stuk van het dak ging in vlammen op.
Hij die heeft geblust bij deze namens de gemeenschap alsnog hartelijk dank.
Wie was dat ??

Hoe hij heeft geblust?? Er was ten namelijk geen druk op de waterleiding. Ik heb bij het opruimen, drie ontstoken brandbommen gevonden. Het waren allen zeskantig magnesiumbommen, zoals die op die bewuste oktoberdag op Geleen vielen.
Na het bombardement veranderde veel. Onder de poortruimte, die was dichtgemetseld, bevond zich reeds in 1913 een woonkamer. Naar men mij verzekerd zou in die ruimte na de brand in het klooster en kloosterkerk, de Heilige Mis gelezen zijn. De veestallen waren eveneens uitgebrand en zou later, voorzien van een plat dak, dienst doen als Frans leslokaal. Het “ Quartier Latin” noemde de leerlingen van de Mavo dat.

Tot het bombardement had de familie Cremers dit in gebruik als schilderwerkplaats.

De grote schuur was sedert 1900 verbouwd tot een school. De oppervlakte van de school werd bepaald door de fundamenten van de oude schuur zoals die hoorde bij de meeste oorspronkelijke bebouwing.
In 1975 verdwenen gebouw en fundamenten.

Tot slot
Ik heb getracht iets te behouden van wat bij Geleen hoort. Niet alleen voor mij maar ook voor het nageslacht . Als dit gelukt zou zijn dan, ben ik allen dankbaar die daar aan hebben meegewerkt en mij moreel hebben gesteund.
Ook mijn echtgenote en kinderen die vaak als “ koelies” op Chinese wijze hieraan hebben bijgedragen. Dit ook vaak als zij liever iets anders hadden gedaan.

Toch is zo’n gebouw dankbaar….. 0t leeft !!
Je mag je soms wanen in oude vervlogen tijden, toen Maria Theresia, Oostenrijkse Keizerin en Hertogin van Limburg was.
Toen Prins Charles Lamoral de Ligne van Boeleil bij Brussel onze Gouverneur was. Hij was het die de drossaard Renier Corten benoemde om in onze contreien toe te zien op rechtvaardigheid. Was het toen beter dan nu ?? Ik weet het niet, volgens mij is het beter leven onder een goed heer dan een slecht systeem.

Dat was dan het slot van een serie van vijf artikelen over zoals zo vaak genoemd “ het Drossaardshuis”.
Het was voor Ben en mij een plezier. Het begon met “ Laten we samen een artikel schrijven over het Drossaardhuis”. Het eindigde in een studie over dit pand.

Door onze liefde voor het Geleense Heem konden we de verleiding niet weerstaan dieper op de zaak in te gaan.
Rest ons nog slechts twee dingen. Op de eerste plaats willen wij, u…. lezer, danken voor de aandacht die u aan onze vier artikelen schonk. Onze welgemeende excuses voor die passages in de tekst die tot stand kwamen doordat we ons weer eens niet konden beteugelen, en misschien voor de “luchtige“ lezer te uitgebreid waren.

Op de tweede plaats willen we iedereen die heeft bijgedragen aan de totstandkoming van , in project ontaarde artikel met name danken: Wim Sliepen, Albert Corten,de heren Lou van Rey, Ton Aales en Wim vd Burg van de Gemeente Geleen, en rijksarchivaris van het rijksarchief van Maastricht Prof. Dr. Arthur Schrijnemakers, Oud burgemeester van Stein de heer Corten.

MET DANK AAN
IN DE MEDIA

DROSSAERTHUIS

DE FOTO'S

DROSSAERTHUIS

NIEUWS

TREURWILG MOET GEKAPT WORDEN!

De 50 jaar oude treurwilg naast het Drossaerthuis is getroffen door een  agressieve zwam…. Na terugkomst van een weekje buitenland troffen we de treurwilg aan zonder nog een blaadje aan haar takken. Diverse zwammen hadden de stam omsloten. PiusFlorius boomverzorging werd onmiddellijk ingeschakeld, waarna een specialist ons het slechte nieuws vertelde:

Deze boom is helaas niet te redden, de zwam is zo agressief dat er geen medicijn tegen opkan, de boom dient inclusief alle wortels verwijderd te worden. Met pijn in het hart, wordt de boom in de herfstvakantie verwijderd, enkele weken daarna zullen de wortels gefreesd worden, en alle besmette grond afgevoerd worden. Daarna wordt bekeken of en welke boom terug geplaatst kan worden, na gedegen grond onderzoek op zwamsporen.

DROSSAERTHUIS

NEEM CONTACT MET ONS OP BIJ VRAGEN OF MOOIE VERHALEN